-
Néerlandais
n.m.
Langue germanique parlée aux Pays-Bas. Le flamand passe pour être plus pur (moins d'anglicismes). La norme commune aux deux pays est l'AGN (Algemeen Beschaafd Nederlands, "néerlandais cultivé commun"). Cf. la partie encyclopédie de la BDLP.
Synonyme : la langue de Vondel (de Joost van den Vondel (1587-1679), créateur de la langue et du théâtre classique hollandais)
Ecoutez un exemple de néerlandais : " Joost Prinsen - Eet nou door ".
Rutger, laat die vork met rust
Is er niks meer dat je lust
Jongen, eet nou door
Veeg je mond af met een doek
Stop 't vlees niet in je broek
Jongen, eet nou door
Gooi de sla niet op de grond
Neem een hap, dat is gezond
Jongen, eet nou door
En wat doet ons Rutger nu
Gooit z'n yoghurt in de jus
Jongen, eet nou door
Ach, Michiel die heeft zowaar
Een gehaktbal in z'n haar
Jongen, eet nou door
Hij houdt alles in z'n mond
Daarom is z'n kop zo rond
Slik 't toch es door
Toen ikzelf een jongen was
Was 't niet zo eerste klas
Jongens, eet nou door
In de oorlog, jongens, toen
Zagen wij van honger groen
Stel je maar 'ns voor
Aten wij een stukje drop
Sloeg de Mof meteen d'r op
Want hij had ons door
En, wij kind'ren, kregen elk
Eens per jaar een glaasje melk
Jongens, eet nou door
Rutger, hou nou es je kop
Nee, het is niet bijna op
Eet nou toch 'ns door
En Michieltje, toe nou joch
Vierentachtig hapjes nog
Dan ben jij erdoor
Ja, dan ben jij erdoor
Dan ben jij erdoor
Ja, dan ben jij erdoor